Koolrabi groeit het liefst in de zon op voedselrijke, goed doorlatende grond. Een normale bemesting van de grond volstaat.
Als de knollen een diameter van ongeveer 3 cm bereikt hebben, moeten we ervoor zorgen dat er voldoende water beschikbaar is. Indien nodig moeten we water bijgeven.
Een mogelijk probleem zijn gescheurde knollen. Meestal is de oorzaak een overvloed aan water na een droogteperiode. Daar is niet veel tegen te doen.
Grootste probleem bij kolen is de koolvlieg: de koolvlieg legt haar eitjes aan de voet van de plant, de larven die uit de eitjes komen maken gangen in onze koolplanten en deze sterf af. Om de plant daartegen te beschermen kan je een koolkraag toepassen. Dat kan een eenvoudig kartonnen schijfje zijn dat je uitknipt en rond de voet van de kool legt. Op die manier belet je dat de koolvlieg haar eitjes kan leggen aan de voet van de plant. Je kan ook as rond de voet van de plant strooien.
Ook de rupsen van het koolwitje kunnen veel schade aanrichten aan de bladeren door hun vraatzucht. Om te vermijden dat het koolwitje haar eieren op de kool legt, kan je insectengaas over de kolen spannen.
Bij kolen is vruchtwisseling heel belangrijk: plant het liefst slechts om de 4 jaar kolen op dezelfde plaats om knolvoet te voorkomen.
Voor langere bewaring kunnen koolrabi’s ingekuild worden. In de koelkast bewaart koolrabi enkele weken.
Koolrabi is vorstgevoelig.